FAQ

Op deze pagina vind je de veelgestelde vragen in verschillende categorieën. Heb je een andere vraag? Stuur dan een mail naar egiz@nen.nl

Algemeen
Wat is het verschil tussen een NEN-norm, een kwaliteitsstandaard en een informatiestandaard?

In kwaliteitsstandaarden maken zorgverleners, patiënten en verzekeraars afspraken over wat goede zorg is. En welke informatie wanneer moet worden uitgewisseld. Het Zorginstituut Nederland publiceert de kwaliteitsstandaarden in het Openbaar Register, dat zij beheert. Ook toetsen zij of aan de kwaliteitsstandaard voldaan wordt. In NEN-normen staan de eisen voor taal en techniek waaraan de systemen en ICT-leveranciers moeten voldoen, en de eisen voor zorgaanbieders. Een NEN-norm wordt ontwikkeld door belanghebbende partijen zoals zorgaanbieders en ICT-leveranciers. NEN borgt de aansluiting op Europese en internationale normen. In de normen wordt verwezen naar standaarden, zoals bijvoorbeeld de informatiestandaarden van Nictiz. Die worden opgesteld met partners in de zorg en bestaan uit afspraken die zorgen dat informatie met de juiste kwaliteit wordt vastgelegd, kan worden opgevraagd en gedeeld. De kwaliteitsstandaarden zijn hierbij het uitgangspunt.

Hoe verhouden de normen zich tot Europese en nationale wetgeving zoals GDPR, AVG, Wgbo, eiDAS, enzovoorts?

Normen zijn privaatrechtelijke afspraken tussen partijen. Normen mogen niet in conflict zijn met wetgeving. Soms wordt er vanuit een wet verwezen naar een norm. Bij de ontwikkeling van een norm wordt rekening gehouden met relevante wetgeving.

In hoeverre bieden NEN-normen ruimte voor autonome groei?

Normen zijn geen statische documenten. Als er aanleiding toe is, kan een norm altijd worden aangepast. Elke norm wordt na vijf jaar geëvalueerd. Belanghebbende partijen kunnen dan aangeven of de norm moet worden ingetrokken, gereviseerd of ongewijzigd kan blijven.

Hoe snel kan een norm klaar zijn voor gebruik?

Dit is afhankelijk van hoe snel er consensus is. Het streven is om normen die onder de Wegiz worden ontwikkeld binnen ongeveer anderhalf jaar te publiceren. Deze periode is inclusief een openbare commentaarperiode van drie maanden.

Hoe verhouden normen zich tot elkaar?

NEN-normen mogen niet in conflict zijn met elkaar. Ook is het niet de bedoeling om in verschillende normen hetzelfde op te schrijven. Als een norm relevant is voor de toepassing van een andere norm, dan wordt er vanuit de ene norm naar de andere norm verwezen.

Hoe zorg je voor goede afstemming tussen de verschillende normen?

Er is op verschillende manieren aandacht voor goede afstemming tussen de verschillende normtrajecten. De Programmaraad ‘Stelsel normen en standaarden’ adviseert over de samenhang. De normcommissie 303006 is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de normen. Diverse werkgroepen onder de normcommissie werken de normen uit. Periodiek komen alle voorzitters en schrijvers van de normen bij elkaar om afstemming te zoeken.

Worden de kwalificatie voor de informatiestandaard en de certificering van de NEN-norm samengevoegd? Of gaat de een de ander gebruiken?

In het certificatietraject wordt de toetsing van de informatiestandaard direct meegenomen.

EGIZ
Hoe verhoudt de Wegiz zich tot de European Health Data Space (EHDS)?

Het concept van de EHDS vertoont grote overeenkomsten met Wegiz, doordat beide zich richten op specifieke datasets. Met uitzondering van labgegevens maken de datasets in EHDS ook onderdeel uit van de Wegiz. Verschillen zijn er ook. Zo beoogt EHDS ICT-systemen ook open te stellen voor toegang door de patiënt en voor secundair datagebruik, terwijl de Wegiz zich beperkt tot communicatie tussen zorgaanbieders onderling. Vooralsnog gaat de EHDS uit van self assessments voor ICT-producten en de Wegiz van certificering. Zie verder de Kamerbrief over dit onderwerp: link naar Kamerbrief. Uiteraard volgt NEN de ontwikkelingen op de voet.

Wie heeft welke rol in de totstandkoming van de wet, de normen en de standaarden?

Het ministerie van VWS is verantwoordelijk voor de Wet elektronische gegevensuitwisseling in de zorg (Wegiz). NEN faciliteert de ontwikkeling van normen. De normen worden opgesteld door belanghebbende partijen, zoals zorgaanbieders en ICT-leveranciers. In kwaliteitsstandaarden maken zorgverleners, patiënten en verzekeraars afspraken over wat goede zorg is. En welke informatie wanneer moet worden uitgewisseld. Het Zorginstituut Nederland publiceert de kwaliteitsstandaarden in het Openbaar Register, dat zij beheert. Ook toetsen zij of aan de kwaliteitsstandaard voldaan wordt. Vanuit normen wordt verwezen naar standaarden. Dit kunnen standaarden zijn die door verschillende organisaties worden ontwikkeld en beheerd. Bijvoorbeeld informatiestandaarden die door Nictiz worden ontwikkeld en beheerd.

Wie besluit bij de ontwikkeling van de normen in het kader van de Wegiz?

NEN faciliteert de ontwikkeling van normen en certificatieschema’s. De normen worden ontwikkeld door belanghebbende partijen. Besluiten over de norm worden genomen op basis van consensus. NEN heeft een commissiestructuur van normcommissies en beleidscommissies. De ontwikkeling van de normen voor de Wegiz vallen onder de verantwoordelijkheid van de normcommissie 303006 ‘Informatievoorziening in de zorg’. In diverse werkgroepen onder deze normcommissie wordt gewerkt aan verschillende normen in het kader van de Wegiz.

Welke manieren zijn er om actief deel te nemen?

Belanghebbende partijen kunnen deelnemen aan werkgroepen, de normcommissie of kunnen een rol spelen in de ontwikkeling van certificatieschema’s. Op de pagina Werkgroepen vind je meer informatie over de verschillende activiteiten.

Wie kunnen deelnemen in de werkgroepen?

Deelname staat open voor alle belanghebbende partijen die een bijdrage willen leveren aan het maken van afspraken. NEN streeft naar een evenwichtige vertegenwoordiging van partijen zoals zorgaanbieders, zorgverleners, zorggebruikers en ICT-leveranciers.

Hoe kunnen zorgaanbieders participeren bij de totstandkoming van een NEN-norm?

Zorgaanbieders zijn een belangrijke belanghebbende bij de totstandkoming van normen in het kader van de Wegiz. Meerdere zorgaanbieders (en koepels) zijn betrokken bij verschillende normtrajecten. Verder kunnen zorgaanbieders tijdens de openbare commentaarronde input leveren op het normontwerp.

Worden zorggebruikers betrokken bij normontwikkeling?

Zorggebruikers zijn een belangrijke belanghebbende bij de totstandkoming van normen in het kader van de Wegiz. Patiëntenfederatie Nederland is als lid van de normcommissie onderdeel van het normontwikkelproces. Verder kunnen belanghebbenden, zoals patiëntenverenigingen, tijdens de openbare commentaarperiode input leveren op het normontwerp.

Hoe betrekt NEN belanghebbenden, die (nog) niet willen/kunnen participeren?

NEN streeft naar een evenwichtige samenstelling van werkgroepen. Wanneer een bepaalde belanghebbende wordt gemist aan tafel dan spant NEN zich in om deze alsnog betrokken te krijgen.

Zijn er kosten verbonden aan deelname aan een werkgroep?

Deelname aan de ontwikkeling van normen in het kader van de Wegiz is kosteloos. De tijd die het kost om deel te nemen wordt niet vergoed.

Wordt voor elke NEN-norm voor een specifieke gegevensuitwisseling de toestemming en identificatie van de zorgverlener opnieuw vastgesteld?

Nee, deze afspraken worden vastgelegd in normen voor generieke functies. Op dit moment wordt gewerkt aan normen voor de functies Toestemming, Identificatie & Authenticatie en Lokalisatie. Vanuit de normen voor specifieke gegevensuitwisselingen wordt straks verwezen naar de normen voor generieke functies.

Hoe verhouden de NEN-normen zich tot een programma als Twiin en de VIPP’s?

De beschikbare kennis nemen we mee in de ontwikkeling van de normen.

Dragen NEN-normen bij aan het voorkomen van een 'vendor lock-in' en/of 'reversed engineering' door grote EPD-leveranciers?

Normen voor specifieke gegevensuitwisseling die onder spoor 2 van de Wegiz vallen worden ontwikkeld volgens de uitgangspunten van deze nieuwe wet. Hiermee wil VWS vendor lock-ins voorkomen. Verder bewaakt NEN dat eisen in een norm zo worden opgesteld dat er verschillende technische invullingen mogelijk zijn.

Beeldbeschikbaarheid
Bestaat het gevaar van dataduplicatie als beelden ook beschikbaar komen in de eigen werkomgeving van de radioloog?

Er zijn technische oplossingen beschikbaar voor integratie in de eigen werkomgeving van de radioloog die niet uitgaan van dataduplicatie. In de werkgroep zullen afspraken worden gemaakt over hoe en welke oplossingen worden gebruikt om de beelden beschikbaar te maken.

Hoe wordt medische correspondentie (ongestructureerd) meegenomen in de NEN-norm?

De scope van het normtraject is beeld en verslag. Hierbij kan het verslag niet of beperkt gestructureerd zijn. Correspondentie buiten dit verslag om wordt niet meegenomen.

Waarom wordt gekozen voor alleen radiologisch beeld en verslag en niet meteen alle beelden of ook pathologie?

Het doel van de Wegiz is de uitwisseling van alle medische beelden en bijbehorende verslagen op te nemen. In het normeringstraject wordt dit gefaseerd uitgewerkt om het behapbaar en werkbaar te houden. Tijdens de ontwikkeling van de norm toetst de werkgroep ook de mogelijkheid tot aansluiting van andere specialismen. Pathologie staat als een aparte gegevensuitwisseling binnen de Wegiz op de Meerjarenagenda, omdat er duidelijke verschillen zijn in werkwijze en usecases voor de uitwisseling bij pathologie in vergelijking tot radiologie.

De echte uitdaging zit in het veranderproces dat zich moet voltrekken binnen de zorginstelling om gebruik te maken van bestaande oplossingen. Hoe kan een NEN-norm hierbij helpen?

Om Beeldbeschikbaarheid te borgen zijn het maken en implementeren van afspraken op verschillende lagen afspraken nodig. De NEN-norm draagt daaraan bij door met alle belanghebbende partijen afspraken te maken op deze lagen. De norm ondersteunt lopende en toekomstige initiatieven en programma’s rondom Beeldbeschikbaarheid. De daadwerkelijke implementatie van de norm binnen zorginstellingen valt buiten de scope van dit traject.

Wordt de NEN-norm een RIS/PACS-norm, of wordt het een norm voor een infrastructuur ten behoeve van een RIS/PACS?

Hoe de functionele wens vorm gaat krijgen op de applicatielaag van het interoperabiliteitsmodel staat nog niet vast. Wel wordt de verbinding met RIS/PACS door de NVvR zelf al gelegd in de door hen gepubliceerde standaard. De werkgroep werkt de uiteindelijke formulering verder uit.

Basisgegevensset Zorg (BgZ)
De BgZ is bedoeld voor de hele zorg, bij de ontwikkeling van de NEN-norm wordt alleen gekeken naar de Medisch Specialistische Zorg. Hoe gaan we daar mee om naar de toekomst ?

We houden er rekening mee dat (delen van) de BgZ op veel plaatsen in de zorg worden gebruikt. Hoewel de scope zich inderdaad beperkt tot de MSZ, heeft de werkgroep wel de opdracht rekening te houden met de bredere context waarin de BgZ wordt uitgewisseld.

Welke beroepen vallen onder medische specialisten?

We spreken bij de totstandkoming van de norm over instellingen voor Medisch Specialistische Zorg. Dit zijn Universitair Medische Centra, ziekenhuizen, klinische revalidatiecentra, dialysecentra, radiotherapeutische centra, epilepsie centra, zelfstandige behandelcentra, centra voor niet-klinische revalidatie en categorale ziekenhuizen.

De BgZ focust op de uitwisseling tussen medische specialistische zorg. Wat is de strategie ten aanzien van uitwisseling tussen hen en de huisartsenzorg? Wordt NEN 7540 ook het uitgangspunt of komt hiervoor een andere norm?

NEN 7540 heeft als scope de uitwisseling tussen instellingen voor medisch specialistische zorg. In het Integraal Zorgakkoord (IZA) is de afspraak dat wordt gesproken over kerngegevens die in alle sectoren gebruikt kunnen worden.

Bij inwerkingtreding van de AmvB moeten softwareproducten gecertificeerd zijn. Per wanneer is certificering mogelijk?

In 2023 werken we aan het certificatieschema. Het is nog niet mogelijk vast te stellen wanneer certificatie van softwareproducten voor de BgZ mogelijk is. Dit is mede afhankelijk van de manier van toetsen die gekozen wordt. Er zal aandacht zijn voor de tijdsspanne voor softwareproducten om de certificering te doorlopen.

Hoewel de BgZ voor de hele zorg was bedoeld, blijkt dit in de VIPP's niet te werken. M.n. geboortezorg (1e en 2e lijn, preventie), ggz (ook lange ketens, mentale gezondheid) en ouderenzorg (langdurig verblijf) kunnen niet goed uit de voeten met de somatische set van de medisch specialistische ziekenhuiszorg. Hoe wordt dat ingepast in de AmvB en de NEN-norm?

In de VIPP’s wordt voor verschillende sectoren gebruikgemaakt van diverse gegevenssets. De BgZ is hiervoor meestal de basis voor alle gegevensoverdracht. Voor een specifieke sector of overdracht (zoals geboortezorg) kunnen hieraan bouwstenen worden toegevoegd. Wanneer voor een sector sommige BgZ-items niet relevant zijn, dan hoeven die ook niet te worden ingevuld.

Hoe verloopt de handhaving als informatie niet op de juiste manier wordt uitgewisseld?

Primair handhaaft de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). Zij toetsen of zorgaanbieders gecertificeerde softwareproducten of -diensten gebruiken. Aangewezen Certificerende Instellingen toetsen deze producten en diensten en reiken certificaten uit. De Raad voor Accreditatie (RvA) houdt toezicht op de Certificerende Instellingen. De ontwikkeling en het beheer van het schema vallen onder de verantwoordelijkheid van NEN.

Komen in de norm ook normerende uitspraken over de infrastructuur (dus aanvullend op de informatiestandaard)?

In de norm komen afspraken over interoperabiliteit. Naar verwachting zal dit ook betrekking hebben op infrastructuur. Dit zal in de werkgroep aan de orde komen. De uitkomst daarvan wordt verwerkt in de norm.

De BgZ wordt nu vaak binnen een systeem in CDA-format opgesteld, terwijl FHIR de voorkeur heeft volgens het Informatieberaad. Kan de NEN-norm in FHIR-termen beschreven worden?

De NEN-norm zal naar verwachting normatief beschrijven over de verschillende technische formaten van uitwisseling (FHIR en CDA).

Gaat de kwaliteitsstandaard dan over het zorgproces bij de BgZ verzendende organisatie, lettend op het lagenmodel?

Klopt. De kwaliteitsstandaard gaat (vooral) over het zorgproces.

Toestemming
Wat is de toegevoegde waarde van de NEN-norm voor Toestemming ten opzichte van Mitz?

Mitz is een oplossing voor een bepaald type toestemming.Er zijn op dit moment ook andere oplossingen beschikbaar. De norm zal algemene eisen beschrijven voor softwareproducten waarmee toestemming wordt geregeld.

Verpleegkundige Overdracht
Wordt Verpleegkundige Overdracht een 'one size fits all' model of wordt het een gelaagd/per zorgsoort gedifferentieerd model?

De informatiestandaard eOverdracht is ontwikkeld voor drie doelgroepen:
– de overdracht van een kind 0-1 jaar,
– kind 1-18 jaar en
– volwassenen/ouderen.
Er zijn afspraken gemaakt over welke gegevens relevant zijn voor een doelgroep. Het merendeel van de gegevens die worden overgedragen zijn voor alle drie de doelgroepen gelijk, maar er zijn ook een aantal doelgroepspecifieke verschillen. Een voorbeeld: de overdracht voor een kind 0-1 jaar bevat gegevens over de ontwikkeling van het kind, de overdracht van volwassen niet. Verder worden ook verkenningen uitgevoerd naar usecases zoals IC-overdracht of de sector gehandicaptenzorg. Eventuele concepten of elementen kunnen worden toegevoegd. Daarnaast is in het beheerproces opgenomen dat wijzigingsverzoeken rondom de standaard worden behandeld in een expertgroep vanuit V&VN samen met Nictiz en dit kan uiteindelijk leiden tot een wijziging in de standaard bij een nieuwe release. Niet alle onderdelen van de overdracht zijn verplicht om in te vullen; de overdracht wordt gevuld naar klinische relevantie, zoals ingeschat door de verpleegkundige/verzorgende. Dit voorkomt een data-overload.

Is Verpleegkundige Overdracht nog nodig na vaststelling en implementatie van de generieke Lokalisatie-functie van de Wegiz?

eOverdracht is een informatiestandaard gebaseerd op de informatieparagraaf van de kwaliteitsstandaard. In de huidige praktijk wordt bij een overdracht de verpleegkundige informatie overgenomen wordt door de zorgorganisatie die de gegevens ontvangt. Zo kan deze informatie worden hergebruikt in de opbouw van verdere dossiervoering. Het is inderdaad mogelijk dat gegevens in meerdere dossiers van verschillende organisaties worden opgeslagen. Toepassing van de eOverdracht informatiestandaard verandert deze situatie niet in positieve of negatieve zin. De databeschikbaarheidsvisie is dat gegevens aan de bron beschikbaar blijven en in principe niet overgenomen hoeven te worden en dat lokalisatie van gegevens hier een belangrijk onderdeel van is.

Hoe wordt omgegaan met zorgverleners die niet vanuit de verpleegkundige beroepsgroep werken (bijvoorbeeld de gehandicaptenzorg)?

VGN doet onderzoek naar de toepassingsmogelijkheden van gegevensuitwisseling in de gehandicaptenzorg. Dit signaal is doorgegeven aan VGN.

Hoe voorkom je fouten door gemiste informatie, door gestandaardiseerde digitale rapportages en overdrachten?

Deze punten worden tijdens de implementatiefase van eOverdracht verder onderzocht en beproefd.

Wat is het verschil tussen papieren en digitale overdracht (inhoudelijk)?

De bestaande overdrachten zijn niet landelijk gestandaardiseerd, waardoor er per instelling of per regio verschillen optreden:

  • In de afspraken die er op regionaal of lokaal niveau worden gemaakt over de uitwisseling (beleid)
  • Over de uitwisselingsprocessen (wie, wanneer, hoe)
  • Over de uit te wisselen informatie (wat wisselen we uit en hoe zorgen we dat we hetzelfde bedoelen).
  • Over de techniek (papier, excel, pdf, cd, dvd, mail)
  • Over de infrastructuur (per post, digitaal, via een platform, etc.)

Standaardisatie zorgt er voor dat er een uniforme wijze van uitwisseling ontstaat en dit heeft voordelen:

  • De uitwisseling kan landelijk of, op termijn, op Europees niveau plaatsvinden.
  • Uniforme verslaglegging voorkomt misinterpretatie van data.
  • Uniforme verslaglegging vergroot de mogelijkheden tot hergebruik van data.
  • Uniforme verslaglegging vergroot de mogelijkheden voor procesondersteuning en digitalisering.
  • Tijdbesparing doordat data niet langer overgetypt hoeft te worden.

De impact op een bestaande uitwisseling is afhankelijk van de huidige lokale of regionale situatie. Er zal in elk geval impact zijn op alle bovengenoemde elementen. Binnen het InZicht implementatieprogramma doen verschillende regio’s, zorgaanbieders en ICT-leveranciers momenteel ervaring op met het gebruik van eOverdracht. Deze ervaring wordt enerzijds gebruikt voor verdere implementatie-ondersteuning en opschaling en anderzijds voor de doorontwikkeling van de informatiestandaard.

Hoe borgt NEN bij het opstellen van de norm ‘ethics by design’?

‘Ethics by design’ wordt onder andere gebruikt in de relatie met toepassingen die gebaseerd zijn op AI zoals in deze EU-richtlijn. De gegevensuitwisseling en verslaglegging conform de eOverdracht informatiestandaard richt zich op de digitalisering en standaardisering van bestaande uitwisselingsprocessen. Hierbij wordt de geldende wet- en regelgeving in acht genomen, waaronder de normen NEN 7510, 7512 en 7513. De gegevensuitwisseling en verslaglegging conform de eOverdracht informatiestandaard richt zich niet op de volledig autonome automatisering van het verwerken van data zonder menselijke tussenkomst door middel van bijvoorbeeld AI. Het kan zijn dat softwareleveranciers of zorgorganisaties ervoor kiezen om de data die middels een Verpleegkundig Overdrachtsproces is vastgelegd of verwerkt verder te verwerken met behulp van AI. Dan zullen zij op hun beurt moeten voldoen aan de geldende wet- en regelgeving zoals de richtlijn en de Europese Regelgeving voor Medische Hulpmiddelen.

Wordt nieuwe informatie naar aanleiding van labonderzoek ook gedeeld?

Via eOverdracht wordt geen informatie gedeeld over labwaarden.